Religie en haar zusjes

In de opvattingen van een persoon staat religie nooit op zichzelf; religie heeft ook zusjes. Religie, kunst, filosofie en wetenschap vormen een familie.
Het is net als in therapie: iedereen krijgt vroeg of laat vragen over zijn gezinsleden. Een mens is geen atoom, maar staat of valt met het verband waarin hij/zij groot werd. Net zoals in het echt, zitten religie en haar zusjes elkaar vaak flink in de haren, en zijn ze gemeen tegen elkaar. Toch blijven het zussen, ondanks hun dagelijkse geharrewar.
Welke zijn die zusters van religie? Dat zijn naar mijn idee kunst, filosofie en wetenschap. Net als de religie proberen deze drie disciplines mensen op hun levensweg te oriënteren, zij het op heel verschillende manieren. Aan elk komt een verschillende grondervaring toe. De grondervaring van de religie zou ik willen omschrijven als ontzag. Die van de kunst als extase. Die van de filosofie als verwondering. En die van de wetenschap tenslotte als distantie.
Uiteraard is dit een ideaaltypisch onderscheid; immers, ook de religie kan zich door kritische distantie kenmerken (bijvoorbeeld ten opzichte van de ‘overheid’, of van ‘aardse goederen’). De wetenschapper kent wel degelijk de extatische ervaring (bijvoorbeeld bij een nieuwe ontdekking), en de kunstenaar de verwondering (over het ogenschijnlijk alledaagse).
Familiegeschiedenis
Interessant zijn die momenten, in heden of verleden, waarop de zusjes hun familiegelijkenis het meest laten zien, daarmee alle pleitbezorgers van een radicale scheiding logenstraffend. Terwijl sommigen vandaag elke religieuze inhoud graag verwijderd zouden zien uit wetenschap, filosofie, of zelfs kunst, kan er met het grootste gemak worden verwezen naar voorbeelden waarin de gezusters gelijk op trokken.
Socrates, lang gehouden voor de vroege vader van wetenschap, kritisch rationalisme en atheïsme, was niet alleen zelf praktiserend religieus; hij gaf in zijn verdedigingsrede voor de rechtbank zelfs aan dat God (Apollo) hem had aangezet tot het filosoferen. Veel joodse en islamitische middeleeuwse filosofen verwoordden dit exact zo.
Een openlijk atheïstische filosoof als Sartre – tweede voorbeeld – beschrijft de wijsgerige grondhouding (die van de vrijheid en de noodzaak tot het nemen van een vrije keuze) op een manier die in alle opzichten de verhouding weerspiegelt die Augustinus en Kierkegaard tussen mens en God schetsen.
Tenslotte: waar Descartes, volgens hedendaagse militante atheïsten, eindelijk, na een lange periode van middeleeuwse duisternis, de filosofie op nieuwe leest schoeit (die van het menselijk bewustzijn), daar kan men er niet omheen dat Descartes’ voornaamste inzicht (‘ik denk dus ik ben’) een regelrechte herneming is van dat van Augustinus (‘ik twijfel dus ik ben’); bij beiden is een godservaring onontbeerlijk om ook maar één stap verder te kunnen zetten.
De zusjes Religie en Wetenschap
Het zou verbazing kunnen wekken dat óók de wetenschap hier nota bene als zus van religie wordt gebracht. We moeten ons hier echter twee dingen realiseren.
Allereerst dat wat wij vandaag de dag ‘wetenschap’ noemen, regelrecht is ontsproten aan de filosofie; het is geen zelfstandig opererend bewustzijnsniveau, en zal dat ook nooit kunnen worden. De grondervaring van de (wetenschappelijke) ‘distantie’ mag nooit ogenblikkelijk als superieur boven de overige drie door mij hier genoemde grondervaringen (ontzag, verwondering en extase) worden uitgetakeld en tot norm verheven. Wie dat doet, vergeet dat de attitude van de distantie slechts één van de fundamentele verhoudingswijzen is die de mens ten opzichte van de hem omringende werkelijkheid kan innemen; ze is in zichzelf niet superieur, maar volstrekt analoog aan religieus ontzag, artistieke extase of wijsgerige verwondering.
Het tweede dat we ons moeten realiseren wanneer wetenschap als zus van religie wordt voorgesteld, is dat grote wetenschappelijke theoretici (en dat zijn in mijn ogen de echte wetenschappers, zij die voorkomen dat paradigma’s verstarren en onderzoek zich enkel op de vierkante millimeter blijft bewegen) zich vaak aangetrokken voelen tot artistieke, religieuze of wijsgerige voorstellingswijzen en metaforiek. Weliswaar noemen zij dit nogal eens ‘model’, maar wat is een model anders dan een soort schilderij? Waarin verschilt het nu wezenlijk van een wijsgerig begrip? Of zelfs: is een model niet eigenlijk een soort heilige cultusplaats, waarop een rituele vernieuwing wordt doorgevoerd?
Japan
In Yokohama, in de Sankeientuin, bevindt zich de ‘hal van de acht wijzen’ (Hasseiden). Naast vier zenboeddhisten staan hier vier standbeelden opgesteld van ons welbekende groten: Socrates, Boeddha, Confucius en Jezus. Wie meende dat Socrates, als vader van filosofie en wetenschap, daar toch eigenlijk niet thuishoort, kan worden gewezen op de gedachtengang van maker Kenzo Adachi.
Voor hem was Socrates niet alleen maar een intelligente man, schepper van een wetenschappelijke logica, niet slechts een kritisch denker, geen schoolfilosoof, dat wil zeggen een leermeester in ‘correct’ denken, maar vooral een spirituele leider, dat is: een levensgids, een gids in deugd, wijsheid en geluk. Deze laatste kenmerken – het kan niet ontkend worden – worden ook door verstokte sciëntisten vandaag de dag nogal eens met wetenschap verbonden.
Wat kan uit bovenstaande opgemaakt worden? Wie zich bezighoudt met wetenschap, kunst of filosofie, kan niet om religie heen, dat wil zeggen: kan niet om de religieuze grondervaring heen, die verwant is aan die van wetenschap, kunst en filosofie. Telkens wanneer één van deze zusters in een crisis geraakt en zich genoodzaakt ziet in therapie te gaan, zal ze worden herinnerd aan haar verleden, aan het gezin, waarin ze samen opgroeiden.